Voor de Rosa Luxemburg expositie





"Zuhause im grünen Reich"
Dit werk (38 x 24 cm) bestaat uit een oud kistje met daarin een honderdtal planten-tekeningetjes.




Achttien van de honderd planten-tekeningetjes ("Zuhause im grünen Reich")



Binnenzijde kistje met lijst planten ("Zuhause im grünen Reich")

Over dit werk
We kennen Rosa Luxemburg vooral als politica, marxiste, econoom, revolutionaire, agitator en denker; daarnaast was ze, onder nóg veel meer, een verdienstelijke ornitholoog en een hartstochtelijk plantenverzamelaar. “In Südende kennen ze me enkel met een plant of een bloem in mijn hand.”

Op 30 mei 1917 schrijft ze Hans Diefenbach vanuit de Wronke-gevangenis o.a. het volgende: “Ik heb nog nooit een lente zo bewust en met volle teugen beleefd als de vorige om deze tijd. Misschien omdat het na een jaar cel was of ik nu elke struik en ieder grassprietje op een prikje ken en daarom het groeiproces in detail kan volgen. […] Wat ben ik blij dat ik me drie jaar geleden plotseling op het botaniseren gestort heb, zoals op alles met ál mijn geestdrift, met mijn hele ik, zodat de wereld, de partij en het werk van me afvielen en slechts die ene hartstocht me dag en nacht vervulde: buiten over de voorjaarsvelden ronddwalen, de armen vol planten te verzamelen en dan thuis te ordenen, te determineren, in de schriften op te nemen. Wat leefde ik toen het hele voorjaar koortsachtig.
Wat leed ik als ik voor een klein plantje zat en lange tijd er niet in slaagde de reeks te bepalen. [….] Maar daardoor ben ik nu in het groene rijk thuis. Ik heb het veroverd, in storm, in hartstocht, en wat men zich aldus met geestdrift eigen maakt schiet diep wortel.”
(uit: Ik voel me in de hele wereld thuis. Brieven).







Doppelte Haft
Olieverf | 47 x 64 cm



Over dit werk
Citaat (Donald Niedekker, auteur, Volkskrant 6-1-2024):
De primaire houding van een democraat is twijfel, in de eerste plaats twijfel aan de eigen opvattingen. Hoe overtuigd ik ook ben van mijn ideeën, partijprogramma, plannen, de ander kan gelijk hebben. Mijn kennis en die van ieder ander is per definitie beperkt. De geesteshouding is er een van openheid: moge de ander me op mijn blinde vlek wijzen.

Mijn bewondering voor Rosa Luxemburg is groot. Even groot is mijn afkeer van wat maar enigszins naar orthodoxie en fundamentalisme zweemt, en wel op elk gebied: van religie tot politieke of maatschappelijke overtuiging. Orthodoxie is de dood in de pot voor elk gesprek; met een 100 %-gelijk aan je zijde zet je jezelf klem, gevangen. Een onwrikbaar geloof in eigen denkbeelden en overtuigingen brengt enkel ellende met zich mee: kijk om je heen!

Terugblikkend op de geschiedenis is het makkelijk oordelen. We kunnen ons, denk ik, geen voorstelling maken van de extreme armoede en uitbuiting waarmee destijds het zg. (stads)proletariaat te maken had; dat daar even rigoureuze oplossingen voor gezocht werden is begrijpelijk. De politieke en maatschappelijke analyse die Marx maakte moet een soort openbaring geweest zijn. Toch blijft het moeilijk te vatten dat iemand als Rosa Luxemburg onvoorwaardelijk geloofde in 'de proletarische heilstaat'. En wat zou er ook maar aantrekkelijk kúnnen zijn aan ‘een dictatuur van het proletariaat’?!

De knoet kan rood of zwart zijn, maar de knoet wil altijd slaan. De dictatuur maakt links en rechts dezelfde korte metten met ieder die die zich tegen zijn dictaten durft verzetten.’ klinkt het in het prachtige lied ‘De bokken en de schapen’ van Jan Boerstoel en Frans Ehlhart.
Elke politieke en/of maatschappelijke beweging kent een radicale voorhoede, zonder die geen discussie en (re)acties. Kunnen we Rosa Luxemburg als een radicale / orthodoxe communist beschouwen? In een brief aan Mathilde Worm (28-12-1916) schrijft ze: ‘Ik ben […] hard geworden als geslepen staal en zal voortaan noch in de politiek noch in de persoonlijke omgang ook maar de geringste concessie doen.
Haar vaak aangehaalde quote dat ‘de vrijheid altijd die van de ander is’ contrasteert met haar uitspraak ‘Ik kan me geen revolutie zònder slachtoffers voorstellen.’ Een orthodoxe ‘gelovige’ zou niet morrelen aan ‘de geschriften’; Rosa Luxemburg was kritisch op Marx en vervolmaakte eigenhandig de marxistische theorie.
Is ze daarmee orthodox marxist af, of is ze in dit opzicht juist roomser dan de paus? Hartstoch- telijk was ze in haar afwijzing en bestrijding van de zg. revisionisten: de leer moest wel zuiver blijven! Haar grote teleurstelling en wanhoop over het uitbreken van WO I was misschien ook deels te verklaren uit een besef dat de marxistische theorie van internationale solidariteit schipbreuk leed toen (ook) de arbeiders zingend en juichend naar het front vertrokken. Ook de zg. Spartakus-opstand die ze nog heeft geprobeerd om te buigen omdat ook die niet voldeed aan haar eigen criteria over het ontstaan van en het leiding geven aan volksopstanden moet ze als een nederlaag van de theorie gevoeld hebben.
‘Doppelte Haft’ toont Rosa Luxemburg in gevangenschap, zowel die in de cel als die achter de tralies van het eigen gelijk; het verspringen van de afstand tussen de tralies biedt wellicht een mogelijkheid om te ontkomen aan ‘die innere Haft’ met behulp van haar enorme geestkracht die in haar brieven zo duidelijk naar voren komt.




   

Das Unmögliche zu wollen ist die Voraussetzung dafür das Mögliche zu schaffen
Olieverf | 20 x 20 x 3,5 cm





Over dit werk
Dit werk is bedoeld als tegenhanger voor ‘Doppelte Haft’; niets beters tenslotte dan je eigen tegenspraak te organiseren.




 

Eine kleine Wiedergutmachung
postzegels


Over dit werk
In 1974 ontstond er in de BRD een enorme rel over een van de vier postzegels uit de serie ‘Belangrijke Vrouwen’, gewijd aan de vrouwelijke politici Gertrud Bäumer, Helene Lange, Rosa Luxemburg en Louise Peters.
Meteen na de publicatie op 15 januari 1974, precies vijfenvijftig jaar na de moord op Rosa Luxemburg, brak er een storm van protest los gericht op de zegel waarop Rosa Luxemburg afgebeeld stond: er stroomde een eindeloze reeks bezwaren binnen bij de Deutsche Bundespost, de administratieve rechtbank van Beieren startte de voorbereidingen tot een kortgeding tegen de uitgave van de postzegel, in het Hessische parlement werden vragen gesteld, briefstukken met de gewraakte zegel werden door geadresseerden geweigerd, zowel door partuculieren als door overheidsdiensten, bij verkoop in de postkantoren werd de zegel massaal geboycot en riep agressieve reacties op: “Vandaag staat Rosa Luxemburg op een postzegel, morgen Ulbricht [DDR-staatshoofd], overmorgen Ulrike Meinhof [Baader-Meinhof-Gruppe]!”
Bij al deze verschijnselen kan je het pijnlijke Duitse verleden, de oorlog, de scheiding in twee staten, waar in de DDR Rosa Luxemburg als een heilige en martelaar vereerd werd, of wat in de psychoanalyse ‘projectie’ genoemd wordt [een onbewust slecht geweten] als verklaringen aanhalen, maar mij lijkt het dat hier ook en opnieuw antisemitisme, misogynie en socialistenhaat de hoofdrol speelden, een cocktail die ook anno nu en in ons eigen land weer breed uitgeserveerd wordt. Als een kleine ‘Wiedergutmachung’ liet ik een postzegel drukken met de afbeelding van Rosa Luxemburg.





Glaube der Genossen
Cartoon | 44 x 43 cm


Over dit werk
Het onwrikbare geloof onder veel politici en kunstenaars aan het eind van de 19e / begin 20e eeuw in de haalbaarheid, en wel op afzienbare termijn, van een rechtvaardige wereld is even ont- roerend als verbazingwekkend.
Een geweldadige ommekeer in de maatschappij behoorde tot de reële en veelal gewenste mo- gelijkheden om die rechtvaardige wereld te realiseren; de theorieën van Marx schetsten een duidelijke toekomst, in even duidelijke, vastliggende, stappen. Ook onder minder-revolutionaire kunstenaars leefde de vaste overtuiging dat puur hun kunstwerken al zouden bijdragen aan ‘een nieuwe mens’ die in elk geval de bestaande maatschappij naar een betere zou ombuigen.
De Marxistische theorie, of misschien beter de Marxistische praktijk, heeft onmiskenbaar de trekken van een religie: een heilig geloof in de stralende toekomst, de heilsleer, de verkondiging, het zuiver houden van de leer met talloze afscheidingen die het ware geloof claimen als gevolg, de geweldadigheid die nodig is om de niet-(goed)gelovigen uit te schakelen of te onderwerpen, de heiligen en de martelaren voor de goede zaak. Het is opmerkelijk dat een poli- tieke stroming die religie als ‘opium van het volk’ beschrijft zelf een flinke gooi doet in die richting. Je hoeft niet te twijfelen aan alle nobele bedoelingen van mensen als Rosa Luxemburg, Karl Liebknecht, Clara Zetkin enz enz. om toch met verbazing naar hun ‘gelovigheid’ te kijken.






Das Tränentheater
Diverse materialen | 55 x 110 cm (hangend)





Eviva Santa Rosa (Heiligenbild)
olieverf | 39 x 69 cm


Over dit werk
De bewondering voor en afkeer van Rosa Luxemburg namen, zowel bij haar leven als na haar dood, vaak extreme vormen aan: haar bejegening binnen de partij, de veroordelingen tot gevangenisstraffen, de moord, haar heiligverklaring en martelaarschap ten tijde van de DDR.
Met haar uitspraak dat de vrijheid altijd die van de andersdenkenden is in het hoofd kan je je moeilijk voorstellen dat ze erg verheugd zou zijn geweest over de haar verleende status in dat land, temeer omdat haar ‘verbeteringen’ van de Marxistische theorie er afgedaan werden als een ‘begrijpelijke vergissing’ die haar evenwel ruimhartig vergeven werd.
Van Walter Ulbricht, een van de latere partijbonzen in de mede door Rosa Luxemburg opgerichte KPD, en een van de founding fathers van de DDR is de uitspraak "Es muss demokratisch aussehen, aber wir müssen alles in der Hand haben."
Dat Rosa postuum voor deze kar is gespannen is weer een van die merkwaardige grilligheden van de geschiedenis.







Voor de Hannah Arendt expositie





"Das Philosophengespräch" (I en II) - Olieverf objecten

Over dit werk
‘De visie van ‘een wereldomspannend filosofisch gesprek’ dat ook de eeuwen omspande [deelden] zowel Blücher als Arendt met Karl Jaspers.’ (E.Young-Bruehl – Het belang van Hannah Arendt, uitg. Anthos 2007).
‘Het opvallende bij Hannah Arendt is dat zij zich in haar werk nauwelijks bezig houdt met tijdgenoten; zelfs Jaspers en Heidegger zijn slechts voetnoten in haar publicaties. Sartre, De Beauvoir […] bestaan eenvoudigweg niet, terwijl Arendt toch met haar generatiegenoten gemeen heeft dat de opgedane (oorlogs)ervaringen, de eigen biografie, uitgangspunt wordt voor het filosofisch werk zonder dat dat in het persoonlijke blijft hangen.’ (Agnes Heller) ’Hannah Arendt beroept zich bijna uitsluitend op de oude Grieken, met als uitzondering daarop de drie 19 de eeuwse ‘vernieuwers’ Nietzsche (die het metafysische afschafte en daarmee een nieuw soort filosofie startte), Kierkegaard (die de religie afschafte), en Marx (die de ‘politiek’ afschafte). (Agnes Heller)

Maurice Merleau-Ponty is een van de weinige tijdgenoten met wie Arendt zich wél bezig hield. Mèt hem verwerpt ze de klassieke fenomenologie en stelt het lichaam en de lichamelijke ervaring van het waarnemen tegenover de klassieke filosofische traditie die het bewustzijn als vertrekpunt voor kennisverwerving neemt. Arendt beroept zich in dit verband herhaaldelijk op ‘common sense’, het gezonde verstand. Het waarnemingsgeloof, het ‘foi perceptive’ is de zekerheid dat wat we waarnemen onafhankelijk van onze waarnemingsact bestaat; dat anderen dezelfde waarnemingservaringen hebben als wij biedt daarvoor een soort garantie.
Socrates noemt Arendt ‘een denker die altijd een mens onder de mensen bleef, die de marktplaats niet schuwde, die burger onder de burgers was, die niets anders deed dan naar wat zijn mening elke burger zou moeten doen en die niets anders eiste dan naar wat zijn mening elke burger rechtens toekwam. […] wetende dat we niet weten maar desondanks niet bereid het daarbij te laten. [….] die geen leer heeft nagelaten [..] en die beslist had zijn leven te geven, niet voor een of ander specifiek geloof of specifieke leer want die had hij immers niet – maar gewoonweg voor het recht om de opinies van andere mensen te onderzoeken, erover na te denken en aan zijn gesprekspartners te vragen hetzelfde te doen’. (H. Arendt – Denken, Het leven v.d. geest)
Bij Aristoteles vindt Arendt naast het begrip ‘zoë’, het puur biologische bestaan dat mens en dier delen, de ‘bios’, het leven van de politieke subjecten, waaronder bij hem slechts de vrije burgers, de vrije mannen vallen. Vrouwen, slaven en kinderen zijn geen politieke wezens. Arendt trekt de lijnen door naar haar tijd waarin mensen hun burgerrechten ontnomen werden zodat ze buiten de politieke gemeenschap vielen (wèl als politieke vijanden functioneerden en in de politiek constructie van de staatloosheid belandden). Het verlies van burgerschapsrechten betekende en betekent verlies van alle rechten, het recht rechten te hebben vervalt. Aristoteles wordt beschouwd als de filosoof van de vriendschap. ‘Niemand zou er voor kiezen zonder vrienden te leven, ook al bezat hij alle overige goede dingen’. (Ethica Nicomachea) Arendt volgt Aristoteles in het benadrukken van het belang van vriendschap en maakt die tot een zaak van het publieke domein: vriendschap is uitermate belangrijk voor de vorming van een gemeenschap en is bij uitstek die intermenselijke vorm die pluraliteit en nataliteit in zich verenigt. Arendt acht om die reden vriendschap hoger dan rechtvaardigheid of waarheid. (zie haar voortgezette vriendschap met Heidegger)
Augustinus beschouwt Arendt als de filosoof van de wil. ‘Wij herinneren ons, we verzamelen en halen terug wat niet meer is terug uit ‘de buik van het geheugen’(A), en met de wil anticiperen we op en plannen we wat er nog niet is. (H.A. Denken – Het leven v.d. geest)







"Herr Cohn, staatloze, vluchteling en overal op de wereld thuis" - paper dolls op A3

Over dit werk
Herr Cohn is een personage dat optreedt in het in 1943 door Hannah Arendt gepubliceerde essay We Refugees en daarin met ironisch commentaar bekeken wordt. Herr Cohn, oorspronkelijk 150% Duitser en super-patriot, treffen we in 1933 aan in Praag – de reden van zijn verblijf aldaar mag duidelijk zijn – en blijkt te zijn veranderd in een trouwe aanhanger van het Tsjechische patriottisme.
Tot onze verrassing ontwaren we de toekomstige Tsjechische staatsburger enige jaren later in Wenen waar hij zich met vergelijkbare hartstocht aan de Oostenrijkse vaderlandsliefde wijdt. En wie schetst onze verbazing als we hem weer een tijd later als Parijzenaar leren kennen, beter Frans sprekend dan de Fransen en zich eigenlijk niet meer herinnerend dat hij ooit ergens anders dan hier geleefd heeft. Herr Cohn gaat er (dus) vanuit, ondanks de niet heel gunstige signalen van de Franse overheid, dat zijn toekomst niet anders dan hier kan liggen...
Hannah Arendts oordeel over haar mede-vluchtelingen is streng. ‘Ik laat me maar niet verder uit over de toekomstige avonturen van Herr Cohn. Zolang Herr Cohn niet besluiten kan om te zijn wie hij is [...] kan niemand de krankzinnige veranderingen die hem nog te wachten staan voorspellen.’
En 'Het creëren van een nieuwe identiteit en persoonlijkheid is net zo moeilijk en hopeloos als het opnieuw scheppen van de wereld.' Hannah Ahrendt heeft ongetwijfeld gelijk; toch gaat mijn hart uit naar alle ‘Herren Cohn’ die tegen een enorme prijs in een gek-geworden wereld het vege lijf proberen te redden. Al dan niet tegen beter weten in. ‘Daar hij (H.C.) in wensdenken al behoorlijke vorderingen gemaakt had, weigerde hij bepaalde overheidsmaatregelen serieus te nemen want hij was ervan overtuigd zijn verdere leven in Frankrijk door te brengen.’







"Haben Sie Angst vor der Vielfalt?" II

Over dit werk
Op deze vraag van Hannah Arendt zou je als weldenkend mens het liefst met een volmondig ‘nee’ antwoorden. De verscheidenheid aan mensen, de variatie in hun gedragingen en opvattingen en meningen zijn immers boeiend en verrijkend. De oproep van Hannah Arendt tot een voortdurende (politieke) dialoog zonder dat de gesprekspartners gehouden zijn hun eigenheid op te geven is een zinnige bijdrage aan de vorming van een stevige samenleving waarin iedereen ‘recht op rechten’ heeft ongeacht zijn afkomst, politieke overtuigingen, maatschappelijke positie, religieuze en andere persoonlijke voorkeuren.
Maar hoe stel je je op als je in al die gevierde pluriformiteit en diversiteit mensen aantreft die geen boodschap hebben aan de dialoog, die (terecht) vinden dat zij hun eigenheid niet op hoeven geven maar dit wel van anderen verlangen? Die hun opvattingen, hun religie, hun wereldbeschouwing superieur achten aan die van anderen en het daar niet bij laten maar anderen hun plek onder de zon betwisten? Is de pluraliteit, de verscheidenheid dan nog steeds aantrekkelijk? En wat schieten we op dat moment op met Arendts ‘eis tot uitspreken’ als dat gestolde, ondemocratische en anderen-uitsluitende uitspraken oplevert?

Het mag duidelijk zijn dat deze, het publieke domein-vijandige, tendensen zich niet uitsluitend onder de zg. nieuwkomers voordoen; maar toen de oorlog in Syrië enorme aantallen vluchtelingen opleverde die in lange rijen Europa binnentrokken werd er niet zozeer verontrust gereageerd op de aanwezigheid van vrouwen en kinderen maar werd de focus vooral gelegd op de stromen (jonge) mannen die het gezicht werden van de dreiging van het andere, het niet-loyaal-zijn aan de ‘westerse’ waarden als persoonlijke vrijheid en ontwikkeling. De bezorgdheid hierover laten kapen door de Wildersen en Baudetten is wellicht niet het verstandigste wat we kunnen doen. Net zoals anti-democratische politieke stromingen zich dankzij de democratie kunnen nestelen in het politieke bestel, kunnen anti-pluralistische stemmen zich dankzij de gewenste pluraliteit luidkeels laten horen in het publieke domein, wat een ongemakkelijke situatie oplevert. Heten we mensen zoals afgebeeld op Haben Sie Angst vor der Vielfalt? II van harte welkom in onze samenleving, moeten zij zich eerst bewijzen, krijgen zij een zuinig voordeel van de twijfel, is het voldoende als zij anders-denkenden en anders-levenden met rust laten? Wat deze vragen betreft zou een passende ondertitel voor dit werk ‘Ongemakkelijke portretten’ kunnen zijn (een van Marie Kessels geleende boektitel).







"Conversation Piece II"

Over dit werk
Hannah Arendt benadrukt in haar werk voortdurend het belang van de dialoog, het gesprek.
En op verschillende plaatsen gebruikt ze daarbij het beeld van ‘de tafel’, een tafel waaraan overigens geen vrijblijvende gesprekken gevoerd worden, maar wezenlijk en houtsnijdend van gedachten wordt gewisseld over zaken die het publieke domein aangaan. Van haar studenten eiste Hannah Arendt over de onderwerpen die zij met hen behandelde een geformuleerd standpunt; wegduiken en je op de vlakte houden waren niet aan de orde. Eerde de Vries omschrijft in zijn blog van 10-02-2019, onder verwijzing naar ‘De Tafel van Hannah Arendt’ in de publicaties ‘Groter denken kleiner doen’ van Herman Tjeenk Willink en ‘Macht als verbeelding’ van Femke Halsema Arendts metafoor zo: ‘Mensen, gezeten aan die tafel, in gezamenlijk overleg en met erkenning van ieders uniciteit in de pluraliteit van de samenleving, vormen door deel te nemen aan het publieke debat in de publieke ruimte, het publieke domein, de samenleving.’

‘….Arendt gebruikt de metafoor van de tafel; een tafel verenigt mensen die er aan plaats- nemen maar maakt het tegelijkertijd mogelijk meningsverschillen [..] ‘op tafel te leggen’ en zo bespreekbaar te maken. Dit staat haaks op het totalitarisme; een ruimte waarin verschillende gezichtspunten mogelijk zijn is immers ondenkbaar bij een ideologie met slechts 1 doel: 1 volk, 1 leider.’ (Het Tijdschrift Generator V, 14-4-2014)

Conversation Piece II is (net als Conversation Piece I) een tafeltje dat verschillende vragen herbergt die letterlijk in de publicaties van Hannah Ahrendt terug te vinden zijn. Vragen op het persoonlijke en/of politieke vlak, vragen die raken aan het al dan niet vastliggen van een identiteit, over (pseudo)waarheid en ideologie. Het is veelzeggend dat deze, vaak meer dan een halve eeuw geleden geformuleerde, vragen zó actueel en dringend zijn.






Voor de Baruch Spinoza expositie





"Hineni, hineni (tegen de cherem)"

Over deze installatie
Een paar jaar terug las ik voor het eerst de tekst van de cherem (banvloek) die over Spinoza uitgesproken is en was daar nogal ontsteld over, een tekst waar je het koud en benauwd van krijgt. Ik vroeg me af wat mensen bezield om zoiets over een ander uit te spreken. Natuurlijk weet ik, zelf oorspronkelijk afkomstig uit een orthodox-christelijk milieu, hóezeer religieuze opvattingen mensen kunnen verdelen en tot allerlei lelijks brengen, maar deze cherem trof me als bijzonder (onnodig) hardvochtig en wreed. Inmiddels weet ik dat behalve religieuze opvattingen ook angst voor de maatschappelijke positie van de Portugese Joden meespeelde: ze werden in de Nederlanden gedoogd onder de conditie dat ze geen bekeerlingen zouden werven en in het algemeen geen religieuze onrust zouden veroorzaken. (Hugo de Groot).

Ik dacht: er zou iets aan/tegen die cherem in gedaan moeten worden (beeldend). Deze Spinoza-expositie was een mooie gelegenheid. Ik wist toen nog niet dat er in Joodse kring al van alles gezegd en geschreven was over de (on)geldigheid en de (on)wenselijkheid van het al dan niet opheffen van de cherem. Dat ik een werk bestaande uit o.a. kistjes wilde maken was me meteen duidelijk, vanwege de mogelijkheid om meerdere zijden te beschilderen , zodat je a.h.w. óm de afbeelding heen kunt kijken, een parallel met Spinoza die ‘achter’ de verschijnselen keek. Het ‘portretteren’ van Spinoza biedt grote vrijheid omdat er geen afbeeldingen, maar enkel beschrijvingen van zijn uiterlijk overgeleverd zijn. Met opzet ben ik in één portret afgeweken van de gebruikelijke weergave van zijn verschijning, daarbij wel vasthoudend aan die beschrijving: misschien ’lijkt’ dìt portret nog wel het meest!
Van de kistjes was het een kleine stap naar de grote kist, met op de achterwand de cherem-tekst, omgezet in een positieve lofzang, een ‘zegening.’ Die verdient Spinoza wel! Om zijn lenzen-praktijk te illustreren bevat de kist 2 gouaches met zorgvuldig weergegeven voorwerpen, gerangschikt zoals we dat soms zien in 17de eeuwse rariteitenkasten. Spinoza verdiende zijn geld met de vervaardigding van (onderdelen van) instrumenten waarmee je beter kon zien, kijken. Zelf had hij echter géén lenzen nodig om buitengewoon scherp ‘het wezen der dingen’ te zien en te doorgronden.

De kistjes lijken vrij in de ruimte te zweven, de vrijheid van denken en opvattingen van Spinoza is een eenvoudige associatie, waarbij het goed is te bedenken dat Spinoza die denk-vrijheid slechts voor weinigen bereikbaar achtte. En kijk maar goed: die kistjes zweven helemaal niet, maar zijn verbonden met de achtergrond. De gefixeerde kistjes zouden kunnen staan voor het gedetermineerde in het universum van Spinoza, de afgesloten kist als geheel zou daar nog beter bij passen, onbeweeglijk in zijn wetten van oorzaak en gevolg, met als kleine ontsnappingsmogelijkheid de Rede. Daarom is het kistje dat vermomd is als de Ethica als enige niet verbonden met de achtergrond maar vormt het enige beweegbare, ‘vrije’ deel van de opstelling.
Het kistje rechts-onderin is de verbeelding van de attributen Materie en Geest, beide verschillende kanten (beslaand) van, in dit geval, één kistje. Het verfrommelde geld: een grap van de geschiedenis dat juist Spinoza, die rijkdom en (veel) geld afwees, ook letterlijk, op het 1000-gulden-biljet belandde (overigens een prachtig ontwerp van de onvolprezen Ootje Oxenaar). Een Spinoza-uitspraak: ‘Ik heb geen grotere ontevredenheid aangetroffen dan onder de rijken.’ De cherem over Spinoza is de wereld ingestuurd als een eeuwig-geldende veroordeling. Naast de kist hangen aan een koordje papiertjes met een tégen-cherem-tekst om afgescheurd en meegenomen te worden en op die manier óók de wereld in te gaan. Ik verbeeld me niet het recht te hebben om Spinoza te ‘zegenen’(de muis zegent de olifant) en maak daarom gebruik van de eveneens bovenpersoonlijke tekst van de cherem. Spinoza zou zowel de cherem als de ‘zegening’ als bijgeloof hebben afgedaan, toch hoop ik dat hij om mijn ‘zegening’ zou glimlachen.




Over Gerard   
Gerard Vroon (Breukelen, 1956) woont vanaf 1975 in Amsterdam, waar hij sinds 1980, na zijn opleiding aan de Rietveld- en de Rijksacademie, werkzaam is als illustrator en beeldend kunstnaar.

Noch in zijn werk als illustrator, noch in dat als beeldend kunstenaar beperkt Gerard Vroon zich tot één stijl en één genre, wat hem met name op illustratieterrein breed inzetbaar maakt. Hij werkt veel voor educatieve uitgeverijen, tekent voor allerlei lesmethodes, waarbij het vak geschiedenis/archeologie door de jaren heen toch enigszins tot specialisme uitgegroeid is.


Email    gvroon@xs4all.nl
Website    Klik hier